Vergelijking droogbouwproducten met frezen in gipsvezelplaten

Momenteel worden bij de keuze voor een vloerverwarmingssysteem diverse vormen van vloerverwarming vaak onterecht onder de noemer “droogbouw systeem” op de markt gebracht. Diverse systemen dienen na het aanbrengen van de verwarmingsbuizen nog afgewerkt te worden met een dekvloer en kan men pas daarna de gewenste vloerafwerking aanbrengen (tegels, houten vloer, laminaat etc.)

Vergeleken met de droogbouw vloerverwarmingsproducten, die gebruik maken van warmtegeleiders als dan niet verlijmd over isolerende platen, zoals EPS30 (www.eps30.nl), NEO20 (www.neo20.nl) of TOP15 (www.top15.eu) zijn het heel andere technieken, die o.i. eigenlijk geen echte droogbouw producten zijn. De manier waarop de warmte wordt afgegeven aan de te verwarmen ruimte verschilt op diverse punten van systemen, waarbij geen dekvloeren en waarbij echt geen druppel water wordt gebruikt.

Ter illustratie hierbij een verschil in het frezen in gipsvezelplaten en de droogbouwsystemen gebaseerd op kunststof platen met warmtegleiders.

Ten eerste zijn er van diverse fabrikanten gipsvezelplaten op de markt, die zeker niet allen geschikt zijn om er vloerverwarming in te gaan frezen. en zal goed rekening gehouden moeten worden met de diameter van de toe te passen verwarmingsbuizen. Wil men op de toekomst met lage temperatuursystemen voorbereid zijn, dan zullen toch buizen van minimaal 16 mm diameter gebruikt moeten worden. Daardoor vallen gipsvezelplaten waarin buizen van minder dan 10 mm diameter al snel af, omdat de platen door het frezen verzwakt worden. Om de oorspronkelijke stabiliteit terug te krijgen, moet men een minimaal 10 mm belastingspreidende gipsvezelplaat op het ingefreesde vloerelement aanbrengen. De totale opbouwhoogte wordt dan al snel minimaal zo’n 4 à 4,5 cm.

Daarnaast zijn er wat restricties m.b.t. bijvoorbeeld toe te passen tegelformaten. Voor zowel keramische tegels (dikte = ≥9mm) als natuursteentegels (dikte = ≥15 mm) gelden de maximale tegelformaten van 450×450 mm. Lengte-breedte verhouding: van 1:1 tot 2:1 (300×150 mm kan bijvoorbeeld wel, maar 450x200mm niet).

Vergelijking eigenschappen

  • Bij het frezen van gleuven in gipsvezelplaten wordt de stabiliteit van de platen verminderd: zeker bij de wens om verwarmingsbuizen met een diameter van 16 mm en meer te verwerken.
  • de platen voldoen dan niet meer aan de brandwerende eigenschappen
  • de gefreesde gipsvezelplaten zullen nadien weer bedekt moeten worden met minimaal 10 mm afdekplaten om het geheel weer stabiel te maken.
  • de horizontale warmtegeleiding bij gipsplaten is beduidend minder dan bij de horizontale warmtespreiding bij systemen met aluminium warmtegeleiders
  • Systemen met warmtegeleiders zijn meer geschikt voor lage temperatuursystemen, dus zijn dientengevolge energiezuiniger.
  • Gebruik bij het frezen van een leidingsgleuf van maximaal 10 mm diepte een vloerelement met vilten isolatielaag (2E26), dat bestaat uit tweemaal 12,5 mm gipsvezelplaat met 9 mm viltplaat. Minimale vereiste voor leidingsleuven is een element van tweemaal 12,5 mm gipsvezelplaat. Een vloerelement met minerale wol is daarom niet geschikt voor vloerverwarming, ook vanwege de vering van het isolatiemateriaal onder dit element. (bron Stiho)

Daarnaast moet ook gekeken worden naar de warmteopbrengst met M2 van de diverse droogbouwsystemen. Zoals al aangegeven zijn de horizontale warmtegeleidende eigenschappen van gipsvezelplaten duidelijk minder dan die van systemen met verlijmde aluminium warmtegeleiders. De totale montage tijd en materiaalkosten in acht genomen zal een droogbouwsysteem, gebaseerd op kunststof platen met een hoge druksterkte, met aluminium warmtegeleiders vaak de meest aangewezen weg zijn.

  • Gewichten
  • 2E26 Fermacellplaat 1500 x 500 x 34 mm: 31 KG/M2
  • EPS30: 1000 x 500 x 30 mm ~5KG/M2
  • NEO20: 1.000 x 500 x 20 mm ~5KG/M2

image_pdfimage_print